Marstempo
Het woord Marstempo roept bij mij verschillende associaties op. Allereerst mijn diensttijd, waar ik zowel in als voor het peloton heb gemarcheerd. Dat laatste was natuurlijk het leukste, want dan luisteren zo’n dertig mannen naar jou. Dat heb ik daarna nooit meer meegemaakt. Hooguit drie of vier mensen tegelijk, maar daar houdt het wel bij op.
Het marstempo in dienst was uiteraard precies de juiste snelheid.
De tweede convictie is de Amerikaanse componist John Philip Souza. Deze man heeft diverse prachtige marsen geschreven. Ik heb in een dik muziekalbum met diverse nummers van hem. Mijn lievelingsmars is: The Washington Post. Die speel ik regelmatig op piano. Het is een vrolijke mars, alsof het leger na een overwinning opgewekt naar huis marcheert.
Alleen vraag ik mij af of mijn marstempo dan wel de juiste is, want aan het eind staan er zeer snelle toonloopjes van een octaaf groot die je met duim en pink moet spelen. Mijn bereik is groot genoeg, maar mijn vingers en handen kunnen de snelheid niet goed volgen. Want die loopjes gaan wel eens fout. Beter gezegd: gaan meestal fout en dat hoort iedereen natuurlijk die er naar zou luisteren. Gelukkig ben ik, met soms mijn vrouw, de het hoort. Maar ja als ik het langzamer speel, klinkt het ook niet goed.
Dan de derde: dat is mijn eigen marstempo als ik buiten loop. Die is er niet meer. Voorlopig althans. Binnenkort zal dat wel weer beter gaan, als mijn artroseknie wordt vervangen door een kunstknie. Dan ben ik een stukje vernieuwd en meteen wat meer waard geworden met titanium in mijn lichaam. Ik zie uit naar de operatie.
Voorlopig moet ik het nog met manklopen doen, maar over een poosje zie je mij op straat en in winkels in een stevig marstempo rondlopen.
16-12-2018