De duif en het soepje
Een prachtige duif huppelde op De Dam tussen de mensen door op zoek naar iets bijzonders. Normale stukjes brood liet hij liggen; die waren niet interessant voor het dier.
Hij zag een dame zitten op een van de verhogingen en met een korte hup nestelde hij zich naast haar.
De duif fluisterde in haar oor: ‘Lieve juffrouw, hebt u een snoepje voor mij.’
‘Hoe kan het dat jij kunt praten?’
‘Ik ben eigenlijk een prins; maar heks Nachtgruwel heeft mij omgetoverd omdat ik haar wilde doden.’
’Oh, wat vreselijk.’
‘Zeker. Maar als u mij een snoepje geeft, word ik weer prins Mohalla uit Scirankala en dan wil ik met jou trouwen.’
‘Maar lieve duif, ik wil niet met je trouwen, want ik heb een heel lieve vriend.’
De duif liet zich op de grond vallen en rolde huilend over de keien.
‘Wat is dat nou? Ik wil je best wel een snoepje geven, hoor.’
Het hielp niet. De duif bleef rollen.
‘Is het zo erg, duifje?’
‘Ik ben zo verliefd op je. Ik wil echt met je trouwen, lieve juffrouw.’
‘Nou vooruit dan. Ik zeg ja.’
De duif sprong op, ging koerend op de schouder zitten en gaf haar een snavelkusje.
Toen het beest een snoepje kreeg, veranderde het inderdaad in een mannenfiguur.
‘Oooh,’ was de schrikreactie van de vrouw, ‘wat ben jij lelijk, zeg. Ik trek mijn jawoord terug.’
De man rolde weer op de grond en begon hartgrondig te huilen, maar nu had de jonge dame geen medelijden meer.
28-07-2017